Theorie Menbewijs oefenen V2

1. Waar zit het lichtoog?
2.
 Als je met je betuigd paard aan de hand loopt ben je:

3. Wanneer ligt het borsttuig goed?
4.
 Welke gangen kennen een zweefmoment?

5.  Waaraan kun je zien of een paard zich tevreden en prettig voelt?
6. Waarom heeft een paard voldoende beweging nodig?
7.
Soms moet je de benen van het paard minstens 10 minuten met koud water afspuiten. Wanner is dat?

8.
Hoe kun je zien of je paard dominant is naar andere paarden (of naar jou?)

9.
Waarom moet je na een buitenrit de hoeven uitkrabben?

 
10. Als een paard een maagzweer heeft, kan dat komen door:
11.
 Waar moet je op letten als je een spoorwegovergang oversteekt?

12.
 Waar vind je de lendenen bij je paard?

13.
Hoe leert het paard ’t beste?

 
14.
Een verbodsbord heeft:

15. Noem een voordeel van het borsttuig boven een gareeltuig?
16.
Je paard doet iets wat hij niet mag, en je wilt hem straffen. Wanneer kun je dat het beste doen?

17. Hoe weet je wat de voedingswaarde van ruwvoer is?
18.
 Wat is van de meeste invloed op je paard?

19. Wat kunnen kenmerken zijn van een ziek paard?
20.
Wat betekent het bord ” Eigen Weg"?

21.
Rijd je met je paard over een veekerend of wildrooster?

22.
Bij welke ziektes hoest het paard veel?

23.
Je paard heeft een blessure en moet 1 week rust.

Je voert:

24.
Je houdt altijd controle over je paard tijdens een rit want:

25. Waarvoor dienen tastharen bij een paard?
26. Wat is de definitie van welzijn voor je paard?
27.
Hoe leert een paard?

28.
 Wat zijn de kenmerken van een paard met spierbevangenheid?

 
29. Wanneer moet je overdag verlichting hebben?
30.
Welke planten, bomen, struiken zijn erg gevaarlijk voor je paard?

31.
Wat is de hartslag van een paard op stal?

32.
 Welk zintuig van het paard is het sterkst ontwikkeld?

 
33. Waar moet je op letten als je rijdt met een vierwielig rijtuig?
34. Waarom moet je de PAT-waarden van je paard weten?
35. Wat is de juiste volgorde van inspannen?