Menbewijs Tweespan theorie oefenen

1. wanneer mag je strengen bevestigen aan de paddenstoelen?

Question 1 of 24

2. Welk paard noem je het bijdehandse paard?

Question 2 of 24

3. Welk rijtuig loopt lichter op zachte ondergrond?

Question 3 of 24

4. Wat weet je over het te trekken gewicht voor een tweespan?

Question 4 of 24

5. Waarvoor dient de molenrem?

Question 5 of 24

6. Hoeveel afstand moet er zijn tussen de achterkant van de achterbenen van het paard en het rijtuig?

Question 6 of 24

7. Wat is de juiste lengte van de zweep voor een tweespan?

Question 7 of 24

8. Hoe lang mag je zweep zijn?

Question 8 of 24

9. Als het linkerpaard feller is dan het rechterpaard, kun je dit oplossen door:

Question 9 of 24

10. Aan welke zijde tuig je de paarden voor het tweespan op?

Question 10 of 24

11. Wat is het verschil tussen de binnen- en buitenstreng?

Question 11 of 24

12. Aan welke kant van welk hoofdstel  kun je het kinkettinghaakje dichtknijpen?

Question 12 of 24

13. Hoeveel gaten heb je in de Achenbach kruisleidsels om te vergespen?

Question 13 of 24

14. welke functie heeft de rem van het rijtuig?

Question 14 of 24

15. Welke functie hebben frontlepels?

Question 15 of 24

16. Wat is de som van de gaten in de leidsels als we uitgaan van het neutraal gat?

Question 16 of 24

17. Waar zitten de doorlopende leidsels?

Question 17 of 24

18. Wat is een kenmerk van een rechts gareel?

Question 18 of 24

19. Wat weet je van een tweespanrijtuig?

Question 19 of 24

20. Waar vind je frontlepels?

Question 20 of 24

21. Een tweespan rijtuig heeft een …..?

Question 21 of 24

22. Bij een vaste disselboom controleer je de juiste lengte door:

Question 22 of 24

23. Wanneer mag de de strengen aan de paddenstoelen vastmaken?

Question 23 of 24

24. Als je de som van de gaten in de leidsels moet vergespen naar 8, heb je te maken met:

Question 24 of 24