Verzorging

De huid van je paard is heel belangrijk. Niet alleen als beschuttend omhulsel van zijn lichaam, maar ook als een orgaan waarmee hij kan voelen, maar vooral waar hij zijn temperatuur mee kan regelen. Via de bloedvaatjes, die open gaan staan bij warmte of inspanning, kan je paard zijn warmte kwijt. Moet er nog meer warmte afgevoerd worden, dan gaat je paard zweten.

Als het koud is, gaan de haren rechtop staan en vormen een luchtlaag tussen huid en buitenlucht. Zo blijft je paard warm.

Poetsen moet regelmatig gebeuren, vooral als je paard veel op stal staat of in de winter een deken opheeft. Zo voorkom je dat de huidporiën verstopt raken door resten opgedroogd zweet, zand, mest en losse haren als je paard in de rui is. Tegelijk is het een goed moment om je paard te controleren op wondjes of verdikkingen, je stimuleert de bloedsomloop en je verstevigt de band met je paard.

Zet je paard met een halster en touw vast op een geschikte poetsplaats of in de stal. Gebruik een stevig halster en touw, bij voorkeur met een panieksluiting. Zorg ervoor dat je paard niet te lang of te kort vaststaat. Als je het paard aan twee zijden veilig vast kunt zetten, is dat natuurlijk het beste. Hij moet om zich heen kunnen kijken maar niet in het touw kunnen stappen. Laat hem niet alleen staan, er kan altijd iets onverwachts gebeuren. Zorg dus dat je je poetsspullen klaar hebt staan.

Met een roskam haal je het ergste vuil weg, met ronddraaiende bewegingen. Ga met je roskam niet daar waar het bot net onder de huid ligt, dat is namelijk erg gevoelig.

Vervolgens neem je een zachte borstel en borstel je vuil, stof en haren in zachte streken weg in de richting van de haargroei. Ook het hoofd en benen kun je met de zachte borstel schoonmaken.

Manen doe je met een harde borstel of een manenkam.

De staart zo min mogelijk met een borstel uitkammen. Het beste is de staart met je vingers uit te pluizen, dan blijft hij mooi vol. Een antiklit middel helpt hier prima bij.

Met een spons kun je ogen, neus en mond schoonmaken. Natuurlijk gebruik je een andere spons om het gebied rond de staartwortel schoon te maken.

Ook na het rijden is het goed je paard te poetsen. Je ziet dan snel of er ergens een wondje of drukking is, en hij gaat schoon op stal, dat scheelt je poetswerk voor de volgende dag.

Als het lekker weer is, of je over goede faciliteiten beschikt, kun je je paard ook wassen na het rijden. Doe dat met een milde shampoo en spoel deze goed uit. Droog vervolgens je paard met een zweetmes, zodat hij sneller op kan drogen. Stap hem droog, zet hem onder het solarium, wrijf hem droog met een handdoek of leg een zweetdeken op.

Een paard wat het hele jaar grotendeels buiten loopt moeten zo min mogelijk gepoetst worden. Je mag alleen het aan de huid hangende vuil verwijderen. Hiermee voorkom je dat de vetbalans van de huid verstoord wordt, waardoor de huid zijn beschermende functie verliest. Je paard krijgt het dan sneller koud, en dat wil je natuurlijk niet.

Als je paard in de rui is, het verharen in voor- en najaar, poets je extra goed. Je verwijdert de losse haren, zo kan je paard sneller verharen.

Winter

Soms kies je ervoor je paard te (laten) scheren. Als je bijvoorbeeld veel wedstrijden rijdt, of je paard in het najaar en winter niet zo vaak buiten komt. Je paard gaat anders teveel zweten, en droogt dan moeilijk op.

Consequentie is wel dat je dan dekens op je paard moet leggen.

Paarden die voornamelijk buiten gehouden en gereden worden kun je beter niet scheren natuurlijk.

Laat je goed adviseren welke deken(s) je het beste kunt gebruiken.

Een geschoren paard voelt zich prettig bij een temperatuur tussen 10 en 20 graden.

Een ongeschoren paard kan een temperatuur tussen -5 en +15 graden prima aan. Dus als jij ’t koud hebt, heeft je paard dat waarschijnlijk nog helemaal niet. Als hij het wel koud heeft, gaat hij rillen om weer warm te worden. Zorg wel, als je paard buiten staat, dat hij kan schuilen tegen regen en wind, of leg een regendeken op.

Paarden in de sneeuw, met een dikke wintervacht.