Gebitsverzorging

Gebitsverzorging hoort thuis in het rijtje goede voeding, goede huisvesting (stalling en weidegang), hoefverzorging, passend harnachement en instructie. Dit alles tezamen draagt bij aan het welzijn van het paard en het plezier dat jij als eigenaar aan je paard beleeft.

Om het nut en noodzaak van gebitsverzorging bij het paard goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om kennis te hebben van het paardengebit.

Hieronder volgt beknopte informatie over het paardengebit.

 

Anatomie

De paardenschedel bestaat uit twee delen; de onderkaak (mandibula) en de bovenkaak (maxilla). In beide kaakdelen zitten tanden en kiezen. Bij het kauwen beweegt de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak. De bovenkaak staat stil. Vergelijkbaar bij de mens.

In deze volgorde, van voor naar achter kunnen we de volgende tanden en kiezen tegen komen in de paardenmond.

 

Snijtanden

Een paard heeft onder en boven 6 snijtanden. Eerst krijgt het paard melktanden, deze wisselen voor definitieve tanden. Dit wisselproces is een redelijk vast gegeven voor de leeftijdsbepaling. (2,5 3,5 en 4,5 jarige leeftijd)

Hengstentand

Hengstentand wordt ook wel ruin- of haaktand genoemd.

De oorspronkelijke functie van deze tand is ter afweer bij gevechten tussen hengsten.

In tegenstelling tot de overige tanden en kiezen groeit deze tand niet en kent deze tand ook geen slijtage, aangezien hij niet deelneemt aan het kauwproces.

In ongeveer 5% van de gevallen zien we ook deze tanden bij merries, vaak zijn ze dan wel veel kleiner.

 

Lagen

Dit is een tussenruimte tussen de snijtanden en de kiezen. Hier wordt eventueel het bit geplaatst.

 

Wolfstand

De wolfstand (of wolfskies) is een meestal een kleine kies voor de eerste kies in de bovenkaak. Soms zien we ook een wolfskies in de onderkaak.

Een wolfskies kan aanleuningsproblemen veroorzaken.

Een blinde wolfskies is een wolfskiesje die niet doorkomt. Deze staat vaak schuin naar voren gericht in de kaak en geeft vaak aanleiding tot aanleuningsproblemen.

 

Kiezen

Een paard heeft onder en boven 12 kiezen, dus 24 in totaal.

De eerste drie kiezen zijn bij de geboorte al aanwezig; dit zijn melkkiezen. Deze worden door definitieve kiezen vervangen in een periode van 4 jaar. Dit vervangingsproces is te merken aan het feit dat het paard de zogeheten doppen (restant van de melkkies) verliest.

De laatste drie kiezen in de rij krijgt het paard maar een keer en komen tussen de 1 en 3,5 jaar door.

Leeftijdsbepaling

Voor de invoering van het verplicht chippen van alle paarden, was het juist bepalen c.q. in kunnen schatten van de leeftijd van het paard van groot belang, zeker om de waarde van het dier vast te kunnen stellen.

Leeftijdsbepaling via het gebit is echter geen exacte wetenschap. Hoe jonger het dier des te nauwkeuriger is de leeftijd te bepalen. Boven de 6 jaar wordt de bepaling steeds onnauwkeuriger. Het afslijten van de tanden is van meerdere factoren afhankelijk. Allereerst zijn er de genetische rasverschillen, daarnaast heeft het soort rantsoen invloed op de slijtage en zijn er nog de mogelijke gebitsafwijkingen die het bepalen beïnvloeden.

 

Gebitsonderzoek

Algemeen wordt aanbevolen om paarden door een gebitsverzorger te laten nakijken vanaf het moment dat ze beleerd gaan worden. Zo kun je eventuele afwijkingen in de mond tijdig ontdekken, die tijdens het beleren een voor het paard negatieve ervaring zou kunnen veroorzaken.

Iedere gebitsbehandeling begint met een gedegen onderzoek. Het onderzoek begint met een uitwendige controle van het paardenhoofd. Daarna worden de snijtanden en de lagen bekeken en betast. Eventuele afwijkingen kunnen bij de volgende stap extra aandacht vragen.

Vervolgens wordt er een speculum of mondsper ingedaan. Voor de paarden is dit vaak even een vreemde gewaarwording. Nu kan de mond van binnen worden bekeken en betast. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een sterke hoofdlamp en eventueel een mondspiegel.

Als alles bekeken is, worden de bevindingen vastgelegd op een gebitskaart. Zo bouw je historie op over je paard en kan er later nog nagekeken worden wat er aan het gebit gedaan is.

Afwijkingen

Hieronder een lijst (niet onuitputtelijk) van mogelijke afwijkingen aan het gebit.

Deze afwijkingen kunnen aangeboren zijn, of in de loop van het leven ontstaan.

 

Aangeboren afwijkingen

  • Over- of Onderbeet
  • Hypo- / Polydontie (minder / meer tanden of kiezen)
  • Gedraaide neus
  • Crowding, (kiezen die op de verkeerde plaats doorkomen, soms als gevolg van een te kleine schedel)

Aandoeningen aan de snijtanden

  • Kribbebijten
  • Doorgegroeide snijtand
  • Achtergebleven melksnijtand
  • Tandfractuur
  • EOTRH (Equine Odontoclastic Tooth resorption and Hypercementosis)

Aandoeningen aan de kiezen

  • Glazuurpunten, Haken
  • Oplopende kies, Trap-, Golf-, Schaargebit
  • Doppen (restant melkkies)
  • Diastema (ruimte tussen de kiezen, waar voedselophoping plaatsvind)
  • Cariës
  • Kiesfractuur, met als gevolg open wortelkanaal

Symptomen

 

“Paarden lijden in stilte”

 

Het paard is van nature een vluchtdier en zal gebreken zo lang mogelijk verborgen houden. Tekenen van zwakte of ziekte trekken de aandacht van roofdieren en daarmee worden de overlevingskansen kleiner.

Paarden in de moderne paardenhouderij kennen geen natuurlijke vijanden, maar hun overlevingsdrang is nog altijd aanwezig. Paarden tonen heel slecht pijn in de mond. Gebitsaandoeningen bij het paard zijn vaak ver gevorderd als het paard symptomen laat zien. Een aantal symptomen die kunnen duiden op een mogelijke, ver gevorderde, aandoening van het gebit, zijn;

 

Voedselopname afwijkend

  • proppen maken, hamsteren
  • overmatig knoeien met (kuil)voer
  • vermageren, conditieverlies
  • veel onverteerd graan in mest; lange hooistukjes in mest.

Rijkundig

  • moeilijk afbuigen naar één zijde, opgooien van het hoofd, hoofd kantelen
  • tong steeds uit de mond, roze verkleuring speeksel
  • steigeren/staken

 

Overige

  • eenzijdige stinkende neus uitvloeiing
  • etterende fistel aan het hoofd
  • zwelling buitenzijde hoofd

 

 

Behandeling

Als het onderzoek is afgerond en vastgelegd worden de geconstateerde afwijkingen verholpen. Vaak kan dat in een behandeling, echter bij jonge paarden of grote afwijkingen kan het wenselijk zijn om de behandeling niet in een keer af te werken. Dit wordt voor dat de behandeling start met de eigenaar besproken en vastgelegd op de gebitskaart.

 

Na de behandeling wordt er nog een advies gegeven over de termijn waarop er een volgende controle plaats zou moeten vinden. Deze termijn is afhankelijk van onder andere de leeftijd en het gebruik van het paard en conditie van het gebit.

Het advies is om jonge paarden tot ongeveer 7 jaar ieder half jaar te controleren. Oudere paarden zouden minimaal een keer per jaar door een gebitsverzorger moeten worden behandeld.

Als je oudere paard moeite krijgt met kauwen, zorg dan voor aangepast voer.

 

Wil je meer weten, kijk dan op https://www.nvvgp.nl/

 

(tekst NVVGP, Nederlandse Vereniging Voor Gebitsverzorging bij het Paard)