Rijden op de openbare weg

Het Ruiterbewijs is ingesteld voor het veilig en verantwoord omgaan en rijden met je paard, maar tegenwoordig moet je steeds vaker via openbare – drukke wegen naar een natuurgebied rijden.

Je hebt de verkeersregels geleerd, maar ook je paard zal moeten leren met spannende dingen om te gaan. Van nature een vluchtdier, kan hij bij vreemde voorwerpen of gebeurtenissen proberen te vluchten. Daarom is het goed je hierop voor te bereiden door training thuis. Zet bijvoorbeeld een container in de baan, een vlag, een rood-wit lint etc. Beloon je paard als hij zijn angst overwint en netjes langs het obstakel gaat.

Maar ook tijdens je rit moet je alert blijven en vooruit denken.

Het is ideaal als je met je jonge of onervaren paard naast of achter een ervaren paard kunt rijden. Jouw paard leert dan dat een wapperend zeiltje of een blauw paaltje niet eng is. Het is belangrijk dat je zelf als ruiter niet aarzelt of angst toont, je paard merkt dit onmiddellijk en neemt het over.

Uiteraard blijven onverwachte reacties altijd mogelijk, Rijd daarom geconcentreerd, telefoneer en rook niet en houd contact via je teugels zodat je snel kunt reageren.

Huur je een paard, overtuig je er dan van dat het paard gezond uitziet, en dat het zadel en hoofdstel deugdelijk zijn, goed past, en dat beugelriemen en teugels geen scheuren of barsten hebben, of dat het stiksel nog goed is.

Controleer ook of de veiligheidshaak van de beugel opengaat, en dat het paard geen drukkingen of andere verwondingen heeft. Zorg dat de sjabrak goed ligt, en singel even na. Bij het wegstappen: let erop dat het paard niet kreupel is en of de eventuele hoefijzers niet loszitten.

Kleding:

Laarzen moeten een vlakke doorlopende zool en hak hebben om door de beugel glijden te voorkomen. Een goedgekeurde veiligheidshelm met keurmerk kan hoofdletsel voorkomen, en het is handig tegen laaghangende takken.

Handschoenen zijn fijn voor je handen, maar  je houdt ook grip als je teugels nat en glad worden. Draag geen wapperende kleding zoals een sjaal of regencape, je paard kan hiervan schrikken of het kan in een tak verstrikt raken.

Steek nooit je zweepje in de schacht van je laars, dat kan lelijke verwondingen veroorzaken.

Ga je een lange rit of tocht maken, zorg dan dat je tenminste een zakmes, hoevenkrabber, halster met touw bij je hebt voor eventuele noodsituaties. En niet meer weg te denken: je telefoon. Handig om je route bij te houden, zodat je niet verdwaalt. Maar ook als er iets fout gaat, kun je met je telefoon assistentie vragen. Zet je locatievoorzieningen aan, zodat je altijd kunt laten weten waar je bent. Ga je alleen op stap, zorg dan dat iemand in je directe omgeving je locatie kan zien als er iets gebeurt.

Paardenvoeten:

Controleer voor de rit of je paard ijzers heeft, en of deze nog goed vastzitten. Als je wegstapt, hoor je al snel of er een ijzer loszit. Verliest je paard onderweg een ijzer, neem dat dan mee als je kunt, en neem de kortste weg naar huis, liefst op zachte ondergrond. Controleer wel of alle nagels uit de hoef zijn.

Zit het ijzer erg los, dan is het vaak beter om het helemaal eraf te halen. Zo voorkom je dat het paard in een van de nagels trapt, met alle gevolgen van dien.

Grind- kiezel of rotspaden zijn voor onbeslagen paarden (dus zonder hoefijzers) vaak best pijnlijk, vooral als ze hier niet aan gewend zijn. Houdt daar dus rekening mee. Hoefschoenen kunnen hier prima voor gebruikt worden.

Ook voor beslagen paarden kan een steentje wat tussen voet en ijzer blijft steken, pijn doen.

Hoefijzers dienen om te hoef te behoeden tegen te snel afslijten, tegen beschadiging door boomwortels of stenen op het pad, en om een afwijkende stand enigszins te corrigeren. Door de groei van de hoef zal het ijzer na 6-8 weken niet meer goed passen en moet het opnieuw beslagen worden.

Overigens moet ook een paard zonder ijzers regelmatig bekapt worden natuurlijk.

Uiteraard begin je elke rit met een flink stuk stap, als warming up voor de spieren en misschien ook van jezelf.

Ook aan het eind van de rit wordt een flink stuk gestapt, zodat de paarden niet bezweet en buiten adem thuis komen. Zo voorkom je nazweten en stijf worden van de spieren.

Bij een groepsrit rijdt er een ervaren ruiter voorop en een achteraan. Zo houd je overzicht over de groep.

Laat een onervaren of schrikachtig paard aan de binnen/bermzijde, dan springt hij niet zo makkelijk de weg op.

Hou twee paardlengten afstand, zodat de paarden niet geïrriteerd worden door paarden die te dicht achter hen lopen, en gaan slaan.

Gaat een van de paarden ervandoor in galop, houd je paard dan onder controle en ga er in een rustig tempo achteraan. Anders geef je het wegrennende paard juist reden om nog harder te gaan.

 

Volgens het RVV mag je als ruiters niet naast elkaar rijden, alleen als de veiligheid in gevaar komt. Rijd zoveel mogelijk in de berm, maar let er wel op dat die vaak ongelijk, drassig kan zijn, of dat er afval in gegooid is (glas, blik)

Als er lawaaiige voertuigen achterop komen, probeer dan te stoppen op een uitwijkruimte, bv een inrit.

Bij het oversteken van een drukke weg moet de groep zich naast elkaar, in linie (lijn) opstellen als dat mogelijk is. Zo is de hele groep in een keer aan de overkant en blijven de paarden rustiger. Het andere verkeer kan dit ook beter overzien.

Uiteraard moet je paard stil kunnen blijven staan, bij een kruispunt of stoplicht bijvoorbeeld. Maar ook snel een kruispunt kunnen oversteken als het stoplicht op groen staat. En dan moet je natuurlijk ook nog goed opletten op gladde weggedeeltes, zoals putdeksels, bruggen, witte markeringen en zgn. “kinderkopjes” ronde keien, bij de wielrenners zeer geliefd maar spekglad bij regen.

Nog een extra uitdaging: tunnels, viaducten, bruggen en spoorwegovergangen.

Je paard zal in het begin het liefst in het midden van de weg gaan lopen. Let dus goed op of er geen verkeer aankomt. Als hij eenmaal gewend is, kun je hem gewoon aan de kant laten lopen. Ook hierbij geldt: met een ervaren, rustig paard is het minder eng. Praat geruststellend tegen je paard, beloon hem maar blijf wel voorwaarts rijden.

Let er bij een brug op of die het gewicht van jou en je paard wel kan dragen, en bij houten bruggen of het niet te glad is, of het hout rot, waardoor je er doorheen zou kunnen zakken.

Als je paard voor het eerst een dergelijk obstakel tegenkomt, en je bent alleen, kan het ook helpen hem aan de hand erdoor te leiden.

Rijd je over een brug waar boten onderdoor kunnen varen, let dan op dat er geen boot precies onder je vaart.

Bij een spoorwegovergang: let op het belsignaal en de knipperlichten. Rijd een stukje terug, zodat je paard vanaf een veilige afstand de trein voorbij ziet razen.

Toon zelf geen angst. Meestal valt de reactie van het paard enorm mee.

Let vooral bij een beslagen paard op voor zgn. reststroom op de rails. 

Eigen weg

Soms zie je een blauw bordje: EIGEN WEG. Als daar geen toevoeging bijstaat : Verboden Toegang, mag je gewoon gebruik maken van die weg.  

Mest…..

Vroeger werd de paardenmest op straat opgeruimd door straatvegers, maar dat is al lang niet meer het geval. Probeer dus te voorkomen dat je paard op een wandel- of fietspad mest. In de berm is dat geen probleem.

In sommige gemeentes bestaat al een opruimplicht.

Ook op een parkeerterrein is het een goede gewoonte de mest van je paard op te ruimen. Een schep en bezem, of een mestboy meenemen in je trailer en het is zo opgeruimd.

Andere natuurliefhebbers storen zich aan de mest zeker als zij uit de auto willen stappen en er een flinke hoop ligt. Het brengt ons als paardensporters in diskrediet.