Rijden in het terrein

Aangekomen in het natuurgebied, moet je je meestal houden aan de aangegeven ruiterpaden. Er zijn nog maar weinig gebieden waar je als ruiter op alle paden mag rijden. De terreinbeheerder heeft hier regels over opgesteld, en daar dien je je aan te houden, tenzij je een flinke bekeuring wilt natuurlijk.

Realiseer je ook dat je te gast bent in het terrein van iemand anders. Respecteer de regels en hinder anderen niet. We willen immers nog lang gebruik kunnen maken van de overgebleven natuurgebieden.

Naast de regels van de terreinbeheerder gelden in principe in een natuurgebied de basisregels van het verkeer, bijvoorbeeld rechts heeft voorrang, en verkeer op een verharde weg heeft voorrang op verkeer op een onverharde weg.

Daarnaast gelden er beleefdheidsregels: passeer wandelaars en fietsers in een rustig tempo, laat weten dat je eraan komt en bedank de mensen die hun hond, kind of fiets aan de kant zetten voor je.

Stijg af als je moet overleggen of als de boswachter je aanspreekt.

Veel kinderen en volwassenen willen graag je paard aaien. Doe dat alleen als je een braaf paard hebt, je wilt immers geen ongelukken, en leg ook uit waarom je het niet doet. Kom je mensen tegen die minder paardminded zijn, ga dan niet in discussie, groet en rijd rustig door.

Tempo

Uiteraard hangt het tempo waarin je rijdt af van de conditie van je paard, en de terreinomstandigheden.

Hetzelfde geldt voor de duur van je rit: hoe beter de conditie van je paard, hoe langer je rit kan zijn.

Een paard in goede conditie die 5-6 keer per week een uur intensief bereden wordt, kan een tocht van 30 kilometer in een verantwoord tempo (8-9 km/uur) makkelijk aan. Je bouwt de conditie van je paard geleidelijk aan op, door de drafstukken te verlengen, en de stapstukken te verkorten. Draven is efficiënter dan galopperen.

Wissel in draf regelmatig van been, om te voorkomen dat je het paard eenzijdig belast, en wissel ook rechter- en linkergalop regelmatig af.

In mul zand kun je beter stappen. Je kunt veilig galopperen op een zandweg of overzichtelijk bospad met goede bodem (niet teveel boomstronken) of langs de veilige brede berm van een rustige verharde weg.

Bos en hei

Op bospaden moet je bedacht zijn op uitstekende wortels waarover een paard makkelijk kan struikelen. Met regenweer kan het pad glad zijn, zeker in de herfst als er veel bladeren liggen. Je kunt je paard leren op te letten als er oneffenheden zijn.

Pas ook op voor gaten en konijnenholen waarin het paard kan trappen!

Laat je paard niet onderweg van struiken of bomen eten, hij is dan minder goed bestuurbaar en je mag geen schade aan bomen toebrengen. Schrikt je paard en kom je tussen jonge aanplant, neem dan de kortste weg terug en voorkom zo schade.

Zandwegen

Zandwegen zijn ideaal om te rijden, maar worden vaak ook door andere fietsers of wandelaars gebruikt. Rijd daarom in het midden van het pad of helemaal aan de zijkant, zodat er vlakke gedeeltes overblijven voor fietsers en wandelaars.

Helling op en af

Kijk of de helling niet te steil of glad is, is dat het geval, zoek dan een alternatief of stijg af en neem je paard aan de hand.

Neem de verlichte zit aan, met je bovenlichaam meer naar voren naarmate de helling steiler wordt. Stuur je paard over het beste deel van het pad, en pak een pluk manen als je dat nodig hebt om mee te komen.

Veel paarden galopperen graag een helling op, dat is geen probleem als je je paard goed onder controle kunt houden.

Een helling afdalen doe je altijd in stap. Kies een veilige route, en ga achterover zitten. Een hele steile helling kan beter zig-zag genomen worden.

Steile afdaling in Roemenië: met dank aan Paardenpas Ruitervakanties.

Springen in het bos

Spring niet over afsluitbomen. Soms kom je echter omgevallen bomen tegen die je moet springen als je het pad wilt blijven volgen. Let wel op uitstekende takken waaraan je paard zich lelijk kan verwonden.

Zet je paard in draf of galop, en rijd je paard actief aan. Als de boom niet te hoog is, kun je er overheen stappen.

Greppels en sloten kunnen, mits ze niet te diep zijn, in stap genomen worden. Let op, sommige paarden springen toch! Uiteraard kun je ze ook springen.

Wildroosters en poortjes

Je komt steeds vaker wildroosters of veekerende roosters tegen onderweg. Uiteraard rijd je hier NOOIT overheen, je paard kan klem komen tussen de spijlen of er doorheen zakken.

Op de ruiter- en menroutes zijn er altijd poortjes of draaihekken naast het wildrooster. Sommige kun je te paard openen en sluiten, maar meestal is het veiliger om even af te stappen, zeker bij de klaphekken. Zeker als je paard dit (nog) niet kent. Let er ook op dat je beugels nergens achter blijven haken.

Rustpauze onderweg

Als je onderweg wilt pauzeren, zorg dan dat je paard op adem en droog op de rustplaats aankomt. Laat het kleine beetjes koud water drinken als hij daar behoefte aan heeft. Zet je paard altijd vast met een halster en touw, niet aan het hoofdstel.

Kies een stevige en niet te lage aanbindplaats. Als een paard zijn hoofd draait, moet de tak niet afbreken, en als hij te laag aangebonden staat, kan hij met zijn voet over het touw stappen, en dan in paniek raken.

Zorg in de winter met koud weer voor een deken op je paard, zodat de spieren warm blijven. Maak je singel een gaatje losser, maar voer het paard niet. Een paard mag immers minstens 1 uur voor het rijden geen krachtvoer hebben. Een kleine versnapering of een pluk hooi mag natuurlijk wel als beloning.

Kijk ook of je paard wil plassen. Veel paarden plassen niet onderweg, maar bij een lange rit kan dat vervelend zijn. Je merkt dat je paard wil plassen als hij stil gaat staan, zijn rug spant en voor- en achterbenen strekt. Ga dan voorover in je beugels staan, zodat jouw gewicht op zijn voorhand komt en geef hem -of haar- natuurlijk de gelegenheid te plassen.

Als je wegrijdt op de rustplaats, en je bent met een groep, zorg dan dat iedereen helemaal klaar is voordat je wegrijdt. Je paard is en blijft een kuddedier. Ben je alleen, maar staan er paarden van andere ruiters, let dan op dat die rustig blijven. Rijd je als enige weg, waarschuw de anderen dan, zodat zij hun paarden in de gaten kunnen houden. 

Wild spotten

Te paard heb je meer kans wild te zien, de paardenlucht is sterker dan jouw lucht. Natuurlijk moet je niet (teveel) praten, maar vooral in drukke natuurgebieden zijn de herten en reeën inmiddels gewend geraakt aan ons en kun je ze van dichtbij bewonderen als je rustig bent. Let op met wilde zwijnen, die kunnen, zeker als ze jongen hebben, agressief worden. En let wel goed op je paard, want als hij het wild nog niet gezien heeft, kan hij best flink schrikken en omdraaien.

Inmiddels zijn er ook roedels wolven in Nederland. Ook die blijken niet onder de indruk van de mens. Je paard herkent de geur van een roofdier, en kan hierop sterk reageren. Let dus op als je in gebieden rijdt waar wolven gesignaleerd zijn.

Begrazingsvee

In diverse natuurgebieden zijn runderen, schapen en paarden uitgezet om te grazen. Houd een veilige afstand, zeker als de runderen kalveren hebben. Staan of liggen ze op of rond het ruiterpad, maak dan een omweg. Loopt er een hengst of agressieve merrie met een kudde, rijd dan snel door. Maak wel melding als je een ontmoeting hebt met een erg agressief dier, de terreinbeheerder kan dan maatregelen nemen.

Loslopende honden

Bijna overal moeten honden aangelijnd zijn, Helaas gebeurt het vaak dat juist honden die niet onder appel staan, loslopen. Die komen luid blaffend of heel stil op je paard afgerend. Als je denkt dat hij te dichtbij gaat komen, draai dan het hoofd van je paard naar de hond toe. Waarschuw de eigenaar voor de gevolgen als jij, je paard of de hond letsel oplopen.

Bedank de hondeneigenaren die hun hond wel netjes aangelijnd houden of bij zich roepen.

Strand en duinen

Heerlijk om te rijden, maar houd wel rekening met het volgende:

  • Het mulle zand is erg zwaar voor je paard, rijd dus bij voorkeur niet als de vloed op het hoogste punt is. Daarna daalt het water, en heb je een heerlijke strook hard zand om te rijden
  • Let erop dat er onder het water stenen, ijzer, of diepe kuilen kunnen zitten. Galopperen in het water ziet er spectaculair uit, maar kan ook gevaarlijk zijn.
  • Komt je paard voor het eerst op het strand, dan is niet te voorspellen hoe hij zal reageren. Hij is of zo onder de indruk dat hij bang wordt, of hij wordt zo uitgelaten, dat hij in rengalop of al bokkesprongen makend ervandoor gaat.
  • Let op de toegangstijden. Je mag niet altijd op alle stranden rijden. Elk (stuk) strand heeft zijn eigen regels. Meestal mag je tussen 1 mei en 1 oktober overdag (9-19 uur) niet op het strand met je paard.
  • Op https://www.ruiterenenmennen.nl/C264-Regels-en-info-over-het-rijden-aan-de-Nederlandse-kust.html# vind je veel informatie over de regels
  • Let op loslopende honden, spelende kinderen, vliegers, kitesurfers, wandelaars, kortom alles wat er op het strand aan het genieten is.
  • Laat je paard niet rollen in het water of op het strand, sommige paarden vinden dat heerlijk, maar jij en je zadel waarschijnlijk niet.
  • Drijfzand: gelukkig niet vaak, maar het kan voorkomen. Als ervoor gewaarschuwd wordt, neem dat dan serieus.
  • De basaltblokken van golfbrekers kunnen erg glad zijn. Ook zitten er vaak grote tussenruimtes, waar je paard met z’n hoef klem kan komen.

Je komt meestal op het strand via een ruiterpad en een al dan niet steile duinovergang. Houd je aan de paden zodat je geen kwetsbare natuur vernielt, of oorzaak wordt dat de ruiterpaden straks gesloten worden voor ruiters.

De meeste paarden zijn zeker in het begin bang van het water en de golven. Ook hier geldt: met een ervaren paard zal je paard sneller zijn angst overwinnen. Het helpt ook de eerste keer een moment uit te zoeken dat het water redelijk rustig is. Hoge golven, zeker met schuimkoppen, zijn immers spannend.

Samen met een maatje, veilig gevoel.

Nader andere ruiters of menners altijd in stap. Als je wilt passeren vraag dan even of ’t kan. Als je voorbij bent, en je wilt weer gaan draven, controleer dan even of de achterblijver(s) hun paard onder controle houden. Het zijn immers kuddedieren.

Verzorgen na de rit
Na het afzadelen is het goed de plaats van het zadel, singel en hoofdstel af te sponzen om zweet en vuil te verwijderen. Ook de benen kunnen worden afgespoten om ze schoon en koel te houden. Je kunt dan meteen controleren op eventuele wondjes of drukkingen. Is je paard nog erg bezweet, leg dan een zweetdeken op. Haal deze af zodra je paard droog, en de deken nat is.

Buitenrijden in Roemenië –wat een ruimte:  met dank aan Paardenpas.nl