Het Achenbach Mensysteem.

De enige verbinding tussen menner en het paard tijdens het mennen is het contact met de paardenmond via de leidsels naar de hand van de menner. Een stille, rustige handhouding en vriendelijke leidselvoering is daarom van het grootste belang. Een licht en gelijkmatig constant contact tussen de hand van de menner en de paardenmond noemen we aanleuning. Dit contact is erg belangrijk. Laat je de leidsels te lang worden, en je paard schrikt, dan ben je (bijna) altijd te laat om in te kunnen grijpen. Om langzamer te rijden of te stoppen maak je gebruik van ophoudingen. Je brengt daarmee kort lichte spanning op de leidsels.  

Omdat er vroeger veel meer met twee- en vierspannen – of meer, werd gereden, was een mensysteem, waarbij rijden met een hand, snelle stop of kleine stuurcorrecties mogelijk was, noodzakelijk.

Het Achenbach systeem past hier prima in, je kunt prima mennen met je linkerhand, en met je rechterhand kun je de zweep hanteren of ondersteunende leidselvoering toepassen. Daarbij maak je gebruik van gevende hulpen.

Naast de theorie beschrijving op deze pagina kun je ook de filmpjes bekijken op de beginpagina!

De volgende handelingen zijn de basis van het Achenbach Mensysteem:

Uitgangshouding, ook wel blok genoemd:

  • Beide leidsels in de linkerhand, met de haarzijde (gladde kant) naar boven
  • Linkerleidsel op de wijsvinger over de knokkel
  • Rechterleidsel tussen midden- en ringvinger
  • Uiteinde leidsel aan de pink (pinkriempje)
  • Beide leidsels lopen door de hand naar beneden en worden door de onderste drie vingers omsloten
  • Duim en wijsvinger niet gesloten maar ontspannen
  • Hand rechtopstaand met licht gebogen pols, midden voor het lichaam
  • Een handbreedte vanaf het lichaam
  • Onderarm horizontaal
  • De zweep in de rechterhand, naar boven en iets links voorwaarts gericht

Je gebruikt de uitgangshouding bij:

  • Op- en afstappen
  • Rijden en wenden met een hand
  • Groeten
  • Het gebruik van de zweep
  • Het gebruik van de handrem
  • Het geven van verkeerstekens

 

Gebruikshouding:

  • Linkerhand als in uitgangshouding
  • Rechterhand net voor de linkerhand brengen
  • De onderste drie vingers omvatten de rechterleidsel
  • Wijsvinger en duim op linkerleidsel licht gebogen om de linkerleidsel te kunnen omvatten
  • Beide handen midden voor het lichaam
  • Onderarm horizontaal, handen licht naar het lichaam gebogen
  • De rechterhand is gebruiksklaar
  • De zweep wordt door duim en rechterwijsvinger vastgehouden, plaatsing blijft onveranderd

 Je gebruikt de gebruikshouding bij:

  • Ondersteuning en ontspanning van de linkerhand
  • Verkorting en verlenging van de leidsel
  • Wendingen naar rechts

 

Dressuurhouding:

  • Beginnend vanuit de gebruikshouding
  • De onderste drie vingers van de rechterhand omvatten de rechterleidsel en trekt deze 10-15 cm. zijwaarts uit de linkerhand (de linkerhand ontspant zich even)
  • De linkerhand houdt de leidsels vast met de onderste drie vingers
  • De afstand tussen de handen en de mond van het paard moet gelijk blijven zodat het paard rechtgericht blijft lopen. 

Je gebruikt de dressuurhouding bij:

  • Wending naar links
  • Dressuurmatig rijden
  • Beleren van jonge paarden

 

Overgang van dressuur- naar gebruikshouding:

  • Onderste drie vingers van de linkerhand ontspannen
  • Met de rechterhand de rechterleidsel terugschuiven in de linkerhand
  • Duim en wijsvinger op linkerleidsel

 

Verkorten:

Centimetersgewijs verkorten – te gebruiken bij kleine correcties bij goed gereden paarden:

  • Gebruikshouding
  • Rechterhand enkele centimeters naar voren plaatsen en sluiten
  • Linkerhand volgt en sluit
  • Beide handen weer naar hun uitgangspositie plaatsen
  • Zoveel als nodig herhalen

 

Hand over hand verkorten – te gebruiken bij verkorten tempo en overgang maken

  • Gebruikshouding
  • Linkerhand voor rechterhand plaatsen in uitgangshouding
  • Rechterhand direct daarna voor de linkerhand plaatsen
  • Beide handen zover als nodig terugbrengen

 

Verlengen:

  • Rechterhand sluit zich voor de linkerhand om de leidsels
  • De leidsels naar behoefte uit linkerhand trekken (centimetergewijs)
  • Rechterhand terugbrengen in gebruikshouding

 

Totale ophouding – te gebruiken bij overgangen, tempowisseling en tijdelijke verkorting

  • Gebruikshouding
  • Rechterhand schuift over de leidsels naar voren en sluit zich
  • Rechterhand terugnemen in de richting van het lichaam
  • Linkerhand maakt plaats voor de rechterhand door deze loodrecht naar boven te verplaatsen

Noodstop

  • Totale ophouding (zie boven) sterker uitvoeren
  • Linkerhand onder de zweep door leidsels voor de rechterhand pakken
  • Druk de leidsels naar beneden

 

Wending naar rechts:

  • De wending naar rechts wordt meestal in stap of verkort tempo gereden
  • De wending in het verkeer zijn meestal scherp
  • De rijder zit rechts op de bok, dus rechts van het draaipunt, waardoor de afstand tussen de mond van het paard en de hand van de rijder kleiner wordt tijdens het wenden
  • Als je niet verkort komt de leidsel slap te hangen, waardoor het contact met de mond van het paard verloren gaat
  • Gebruikshouding
  • Centimetersgewijs verkorten
  • Rechterhand schuift over rechterleidsel naar voren
  • Linkerhand geeft na, door het kantelen vanuit de pols met de rug van de hand naar beneden
  • Rechterhand sluit zich om rechterleidsel en neemt zo nodig terug door de rug van de hand wat naar rechts naar beneden te draaien

Beeindiging wending naar rechts:

  • Rechterhand terugdraaien
  • Linkerhand terugdraaien
  • Rechterhand in gebruikshouding plaatsen
  • Centimetersgewijs verlengen

 

Wending naar links:

  • Gebruikshouding
  • Overgaan in dressuurhouding
  • Rechterhand geeft na door de hand geleidelijk naar voren en richting linkerleidsel te verplaatsen
  • Zo nodig terugnemen van linkerleidsel door de linkerhand met de rug naar boven te draaien

Beëindiging wending naar links:

  • Linkerhand zo nodig terugdraaien
  • Rechterhand terugplaatsen en daarna van de dressuurhouding terug naar gebruikshouding

 

Wending rechtsomkeert:

  • Gebruikshouding
  • Hand over hand verkorten
  • Rechterhand iets naar voren brengen en rechterleidsel omsluiten
  • Met de rechterhand het rechterleidsel uit de linkerhand nemen en zoveel als nodig links nageven
  • De rechterhand achter de linkerhand plaatsen
  • Rechterleidsel opnieuw tussen midden- en ringvinger van de linkerhand brengen en weer opnemen met de linkerhand
  • Rechterhand opnieuw naar voren plaatsen op de rechterleidsel, omsluiten en zoveel als nodig is terugnemen.

Beëindiging:

  • Rechts nageven door rechterleidsel centimetersgewijs te verlengen
  • Linkerleidsel terugnemen door linkerhand vanuit de pols naar oorspronkelijke positie terug te plaatsen
  • Gelijktijdig uitvoeren met rechts nageven tot het paard weer recht loopt
  • Beide leidsels centimetersgewijs verlengen

 

Wending linksomkeert:

  • Overgaan van gebruiks- naar dressuurhouding
  • Rechts nageven door rechterhand naar voren richting linkerleidsel te brengen
  • Rechterhand glijdt terug naar linkerhand
  • Dressuurhouding en rechterhand weer laten nageven
  • Linkerleidsel terugnemen
  • Linkerhand met de rug naar boven draaien
  • De linkerleidsel loopt dan over de rug van de linkerhand

Beëindiging:

  • Links nageven
  • Linkerhand terug naar de uitgangshouding
  • Rechterleidsel met rechterhand omsluiten
  • Terugnemen en achter de linkerhand plaatsen tussen midden- en ringvinger
  • Terug naar gebruikshouding

 

Wending naar rechts met een hand:

  • Centimetersgewijs verkorten
  • Van gebruiks- naar uitgangshouding
  • Hand naar links brengen zodat de arm naast het lichaam komt
  • Hand omlaag brengen in de richting van de heup
  • Wijsvinger linkerhand op rechterleidsel plaatsen
  • Draaien tot de duim in de richting van de linkerdij wijst

Beëindiging:

  • Linkerhand terugdraaien en terugplaatsen in uitgangshouding

 

Wending naar links met een hand:

  • Overgaan van gebruiks- naar uitgangshouding
  • Linkerhand met de rug naar boven draaien zodat linkerleidsel over de rug van de hand loopt
  • Linkerhand naar rechts verplaatsen

Beëindiging:

  • Linkerhand terugdraaien en terugplaatsen in uitgangshouding

 

Zwepen en zweepgebruik:

De zweep is onmisbaar bij het mennen. Je hebt nu eenmaal minder hulpen tot je beschikking als je ment. Zodra je op de bok plaatsneemt, neem je dan ook meteen de zweep in je rechterhand.

We kennen de boogzweep, bestaande uit een stok van ca. 1.70 en een slag van maximaal 0.75. en de luszweep: een stok van ca. 1.75 met aan de top een lus van stug leer, waarin de slag van 0.75 met een leren veter wordt vastgemaakt.

Gebruik van de zweep:

De zweep is jouw middel om het paard aan te drijven of te corrigeren. Daarom moet je hem altijd bij de hand hebben. De zweep moet zo in je rechterhand liggen dat hij schuin links voorwaarts en opwaarts wijst. Zo kun je het paard er bijna nooit onbewust of ongewild mee raken. Hij is zo ook niet hinderlijk voor je medepassagier of het verkeer dat links passeert.

Als je een zweephulp geeft, doe je dat altijd vanuit de uitgangshouding! Zo hinder je het paard niet in de mond.

Zweephulpen kunnen worden onverdeeld in:

  • Drijvende hulp
  • Verzamelende hulp
  • Bestraffende hulp
  • Belonende hulp

De drijvende hulp wordt gegeven als het paard voorwaarts of sneller moet gaan

Je draait de rechterpols met de zweep met de slag van onder naar boven daar waar de kuit van de ruiter normaliter inwerkt. Tegelijkertijd geef je na met je hand, zodat het paard de gelegenheid krijgt voorwaarts of sneller te gaan.

De verzamelende hulp wordt op dezelfde manier en plaats gegeven als de drijvende hulp, alleen wordt er nu niet nagegeven met de hand, of zelfs iets weerstand geboden. Je wilt immers dat je paard meer verzamelt en opgericht gaat lopen.

De bestraffende hulp kan ervoor zorgen dat je paard weg wil stormen. Daarom  houd je de leidsels goed vast. De slag van de zweep raakt het paard bij de schouder van boven naar beneden.

Let op: je geeft alleen een bestraffende hulp als je dat kunt doen op het moment dat het paard de ongehoorzaamheid begaat, anders snapt hij niet waarom hij een bestraffing kreeg. Doe je dit niet meteen, dan is het eigenlijk mishandeling.

De belonende hulp kun je alleen geven als je paard gewend is aan streling of aaien over lichaam en met name de achterhand. Je strijkt/aait met de stok van de zweep over de achterhand van het paard. Als je paard hier niet mee bekend is, kan hij schrikken. Stemcontact is hierbij ook erg belangrijk.

Er moet nauwe samenwerking zijn tussen zweep- en leidselhulpen. Als je paard bijvoorbeeld bij een wending naar binnen valt, kun je hem met de zweep aan de binnenzijde ondersteunen. Maakt hij de wending juist te groot, dan ondersteun je hem aan de buitenzijde met de zweep. Maar ook het geven van stemhulp tegelijk met de zweephulp kan voordeel geven, en de stemhulp kan dan al snel de zweephulp vervangen.

Stemhulp

Paarden hebben een uitstekend gehoor. Met je stem kun je daarom je paard laten weten wat je wil, of je paard belonen. Een lage, rustige stem stelt je paard gerust. Hoge, scherpe, korte commando’s sporen je paard aan.  Met korte schelle stem kun je het paard laten weten dat hij iets deed wat niet jouw bedoeling was. Stemhulpen kunnen de zweephulpen vaak vervangen. Ook leert je paard, naast zijn naam, ook snel commando’s, door positieve bekrachtiging. Denk maar aan Ho, Braaf, maar ook Rechts of Links.