Exterieur fysiotherapie

Exterieur

Met exterieur wordt bedoeld de uiterlijke kenmerken van het paard.

Ieder ras of type heeft zijn eigen kenmerken. Dit worden exterieur kenmerken genoemd. Aan de buitenkant is vaak zichtbaar met welk type of ras je te maken hebt.

Veel pony- en paardenrassen worden niet specifiek in een bepaalde richting gefokt en als dit wel het geval is zijn deze paarden en pony’s in de basis toch multifunctioneel inzetbaar. Echter, als er wel in een bepaalde richting gefokt wordt maakt dat een paard geschikter of minder geschikt voor bepaalde disciplines. Hierbij kun je denken aan paarden die vanwege hun specifieke exterieur beter tot hun recht komen (of beter presteren) dan anderen in bijvoorbeeld de dressuur- of springsport, endurance, tuigsport, etc.

Het is belangrijk dat de gebruiker de onderdelen van het exterieur van het paard kent. Ook is het fijn voor de communicatie met bijvoorbeeld de dierenarts als je kunt aangeven waar bijvoorbeeld een wondje precies zit door de juiste lichaamsdelen te kunnen benoemen.

 

 

 

Een paard moet harmonieus, d.w.z. in de juiste verhouding, zijn gebouwd. Voor de beoordeling wordt het paard onderverdeeld in voorhand, middenhand en achterhand.

Voorhand

Hoofd

Het exterieur van het hoofd is niet in de eerste plaats belangrijk voor het leveren van prestaties. Wat belangrijk is om te beseffen, is dat het hoofd verbonden is via de nek met het lichaam, en dat het hoofd door bespiering omhoog gehouden wordt. Daarbij wil het oog ook wat, en zien we graag een recht, niet te groot hoofd, met daarin sprekende ogen.

 

Nek (benige deel)

De nek van het paard bestaat in totaal uit 7 wervels, net zoals bij de mens. De nek bestaat uit atlas en draaier en nog 5 andere wervels. Een belangrijk kenmerk van de nekwervels is dat ze 3D (in 3 richtingen) kunnen bewegen. Een relatief lange nek in combinatie met goede bespiering biedt o.a. de mogelijkheid om natuurlijk en niet geforceerd te kunnen buigen en nageven. Overigens noemen we alleen de eerste 10-20 cm achter de oren nek, die gaat vervolgens over in de manenkam.

Hals

De hals van een paard dient voldoende lengte en bespiering te hebben en bij voorkeur niet te diep uit de voorhand te komen. Een symmetrische ontwikkeling van de bespiering is belangrijk bij de hals, maar dit geldt ook voor de rest van het lichaam.

Schouder

De schouder moet in alle gevallen voldoende lengte hebben en goed aangesloten zijn. Een schuine schouder wordt als voordeel gezien. De schoudergordel is de plaats waar het voorbeen verbonden is met de romp. Een belangrijke verbinding, omdat deze verbinding geen gewricht is. De verbinding van het voorbeen aan de romp bestaat vooral uit bespiering en andere weke delen (dit in tegenstelling tot het achterbeen, dat middels het heupgewricht aan de romp bevestigd is).

Schoft

Dit is per ras enigszins verschillend. Het ene ras of type kent meer schoftontwikkeling dan het andere. Bij het type rijpaard zien we graag een lange doorlopende schoft. Belangrijk is dat aan weerszijde van de schoft de bespiering goed ontwikkeld is om het harnachement te kunnen dragen.

 

Borst

De borst of borstkas moet voldoende breed en diep zijn. Binnen de borstkas bevinden zich hart en longen; hoe ruimer de borstkas, des te meer longinhoud heeft het paard of de pony.

Voorbenen

Hierbij is van belang: de kwaliteit en de stand van de benen. Hard, droog en correct gesteld beenwerk is van invloed op het gemak waarmee de bewegingen worden uitgevoerd. Droog beenwerk wil zeggen dat er geen overtollig vocht in de benen zit.

Middenhand

De middenhand bestaat vooral uit rug en lendenen.

Rug

Terugkomend op de harmonieuze bouw mag de rug niet te lang zijn. Wel moet de rug goed bespierd zijn en de verbinding met de voorhand sterk zijn. Belangrijk is dat de rug niet te week is maar ook niet te strak is. De ruggenwervels moeten een vloeiende lijn vormen van schoft tot croupe.

Bij een te weke rug is sprake van o.a. te weinig kracht van de buikspieren om de rug in de juiste positie te houden.

Bij een te strakke rug is sprake van teveel spanning en te weinig lengte in de rugspieren en te weinig kracht in de buikspieren.

Een belangrijke natuurlijke ondersteuning van de rug zijn dus de buikspieren. Bij een harmonieuze bouw van de rug is er balans in de ontwikkeling van rug- en buikspieren.

Lendenen

De lendenen zorgen voor de verbinding met de achterhand. Deze moeten goed bespierd zijn. De lendenen vormen feitelijk de verbinding van de rug met het bekken.

Achterhand

De belangrijkste onderdelen van de achterhand zijn: croupe en achterbenen.

Croupe (kruis, of bekken)

Deze moet in ieder geval voldoende lengte hebben. Het meer of minder hellend zijn van de croupe is vaak een rasgebonden eigenschap. De stand van de croupe (steiler of minder steil) heeft consequenties voor de stand van de lendenen. Deze regio is van essentieel belang voor de fysieke en sportieve prestatiemogelijkheden van het paard of de pony.

De bespiering moet goed zijn (de ‘motor’ in de achterhand). Bewegingen moeten voldoende ruim en krachtig zijn. Voor deze regio geldt ook dat symmetrische ontwikkeling van de bespiering van essentieel belang is.

Achterbenen

Net als bij de voorbenen is droog, hard en correct gesteld beenwerk van belang. De achterbenen mogen geen gebreken vertonen en moeten in ieder geval recht onder het lichaam zijn geplaatst. Een meer of minder gebogen achterbeen is van minder belang.

Staart

De staart bestaat uit wervels welke door bespiering bewogen worden. Feitelijk gaat de wervelkolom (rug) over in het heiligbeen (dit zijn een aantal aan elkaar gegroeide wervels en onderdeel van het bekken) waarna het heiligbeen over gaat in de staart. De staartdracht is bij voorkeur ontspannen en de staart hangt in het midden tussen de achterbenen.

 

Functionele anatomie en biomechanica

Het bewegingsapparaat bestaat grofweg uit botten en spieren. Dit is de meest eenvoudige manier om naar het bewegingsapparaat te kijken, en tegelijkertijd is het niet helemaal volledig.

Een andere manier om het bewegingsapparaat te benoemen is het skelet samen met de weke delen. Het skelet zijn de botten, onder weke delen wordt verstaan spieren, pezen, kapsels, banden, zenuwen, vet, bloedvaten en lymfevaten. Eigenlijk is deze manier van benoemen te gedetailleerd; niet alle weke delen spelen een actieve rol bij bewegen. Maar schade aan weke delen kan serieuze gevolgen hebben voor het bewegen, en dus het functioneren van het bewegingsapparaat.

Een voorbeeld kan zijn: een paard schopt een ander paard. Dit heeft tot gevolg dat naast spiercellen de bloed- en lymfevaten beschadigen. Door schade aan de spier kan het paard de spier niet meer goed aanspannen. Schade aan bloed- en lymfevaten kan tot gevolg hebben dat het paard een “behoorlijke blauwe plek” heeft, en dat kan hem zo in de weg zitten dat bewegen pijnlijk is.

 

Hoewel je van een foto niet meteen kunt zien of een paard kreupel is, kun je wel aan dit paard zien dat hij niet comfortabel loopt.

Alle structuren van het lichaam hebben een bepaalde functie, en alles hoort naar behoren te functioneren opdat we optimaal kunnen bewegen.

Is er iets mis met een bepaalde functie, dan gaan andere structuren de functie overnemen. Dit noemen we compenseren. Compensatie en gecompenseerd bewegen is een mooie oplossing van het lichaam, maar als dit langdurig blijft, leidt dit tot blessures aan het bewegingsapparaat.

Je kan een paard functioneel beoordelen door te kijken naar:

  • Is er sprake van symmetrie; is links hetzelfde ontwikkeld als rechts
  • Is de bespiering in de voorhand in verhouding met de bespiering in de achterhand
  • Is de verbinding tussen voor- en achterhand in evenwicht wat betreft boven- en onderlijn

En niet onbelangrijk:

  • Is de bespiering van het paard geschikt voor de taak die hij moet uitvoeren

Om te zorgen dat een paard fit genoeg is om zijn werk (recreatief of sport) te kunnen doen, is het belangrijk dat er een trainingsplan is.

De ontwikkeling van het lichaam van het paard (en het bewegingsapparaat) kost veel tijd en de training die aan het paard aangeboden wordt dient veelzijdig te zijn, er moet aandacht zijn voor:

  • Balans / coördinatie
  • Spierkracht
  • Snelkracht
  • Souplesse / lenigheid
  • Conditie / uithoudingsvermogen
  • Mentale training; wedstrijd ritme
  • Reactie snelheid / omgaan met verschillende bodems

In Nederland is alles omtrent de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren geregeld in de Wet Dieren. Hierin is beschreven dat dierenartsen, paraveterinairen en dierenfysiotherapeuten bepaalde rechten en plichten hebben m.b.t. gehouden dieren; dit zijn dieren die niet in het wild leven.

In de Wet Dieren staat de intrinsieke waarde van het dier centraal. Dit betekent dat dieren een eigen waarde hebben. Dieren zijn wezens met gevoel. Dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven van dieren.

Het is zo geregeld dat de verantwoordelijkheid voor medische zorg en begeleiding van een paard of pony ligt bij de dierenarts. Als het paard een wond of een blessure heeft of kreupel loopt is de dierenarts de juiste persoon om een diagnose te stellen. Na een diagnose kan een dierenfysiotherapeut diverse vormen van therapie toepassen. Ook kan de dierenfysiotherapeut ondersteunen bij verbeteren van functioneel presteren en kan de functionaliteit in algemene zin verbeteren.

Link naar de website van de dierfysiotherapeuten: www.nvfd.nl

 

Wat is dan het verschil tussen een dierfysiotherapeut en een sportmasseur voor paarden?

Het beroep van dierfysiotherapeut is beschermd en dat betekent dus dat je jezelf niet zomaar fysiotherapeut mag noemen. Het beroep van paardensportmasseur is echter een vrij beroep, dus iedereen mag zichzelf sportmasseur voor paarden noemen. Daarom is er een beroepsvereniging voor paardensportmasseurs. Alle leden hebben een gedegen opleiding gevolgd en ook een toelatingsexamen gedaan. Daarnaast zijn zij verplicht om zich jaarlijks bij te scholen.

Qua werkwijze zit er wel wat overlapping in wat een dierfysiotherapeut en een sportmasseur doen, want een dierfysiotherapeut beheerst ook verschillende massagetechnieken. Een goede sportmasseur is hierin alleen meestal iets verder gespecialiseerd.

Echter mag een sportmasseur alleen sportfitte paarden behandelen. Paarden die kreupel zijn of een blessure hebben, moeten gezien worden door een dierenarts en mag een sportmasseur voor paarden niet behandelen. Na overleg met een dierenarts kan de behandeling van een sportmasseur wel deel uit maken van een eventueel revalidatieplan.

Sportmassage is heel goed preventief in te zetten om het ontstaan van blessures te voorkomen. Door je paard regelmatig te laten masseren, heb je informatie over hoe het lichaam van jouw paard zich ontwikkelt en kun je daar waar nodig je training aanpassen, of misschien krijg je van je masseur het advies om je zadel of het gebit eens extra te laten controleren ter voorkoming van problemen.

Meer informatie over de beroepsvereniging of voor het zoeken van een masseur bij jou in de buurt:  www.vpsn.nl.